In de verte zag ik een vrouw,
ze danste op blote voeten over een vlakte.
Het was een eindeloze vlakte,
het leek een eindeloze vrouw.
Ze keek naar de aarde
en strekte haar handen uit naar de lucht.
Soms leek ze te zijn verdwenen,
maar haar sporen verrieden waar ze was.
Als ik dacht haar nader te komen,
viel de duisternis plotseling in.
Ik wilde haar stem horen,
maar ik hoorde enkel het ruisen
van mijn eigen bloed.
En toen ik plots,
vele uren later voor haar stond,
sloot ze haar ogen
en zag ik enkel wat al verdwenen was.